De Jaffa-sinaasappel
Onze woorden sinaasappel of appelsien wijzen erop dat deze vrucht oorspronkelijk uit China kwam.
De Arabische geschiedschrijver Al Masudi (10de eeuw) vertelt hoe de sinaasappel via Indië en Oman al vanaf de begintijd van de islam naar Palestina en zijn buurlanden was gemigreerd. Oorspronkelijk was het een sierplant. De kalief van Baghdad legde in 932 sinaasappelgaarden aan in zijn paleis als decorum en ook in het Andaloesische Cordoba werd de Patio de los Naranjes vooral bewonderd om het uitzicht en de geur van de bloesems.
Dichters beschreven de appelsien in de meest exuberante bewoordingen.
Maar ook de vrucht viel in de smaak. Sinaasappelsap werd een gegeerd ingrediënt voor ijsgekoelde dranken, sharbats (hiervan komt ons woord sorbet).
Vanaf de 18de eeuw, dus lang voor er voor zionistische immigratie in Palestina sprake was werd Palestina bekend om zijn sinaasappels.
Het ging om twee soorten: de ronde, meer groene 'baladi' (ordinaire appelsien) en de meer oranje 'shamuti '(letterlijk: verkleurde).
De term sham(o)uti vind je nu nog vaak vermeld onder de merknaam Jaffa. Het was namelijk de shamuti die diende voor export, de baladi werd lokaal geconsummeerd.
Na het einde van de Krimoorlog (1856) kwam de export van shamuti-appelsienen in een stroomversnelling.
De uitvoerhaven was Jaffa, vandaar dat ze in Europa bekend werden als Jaffa-appelsienen.
In 1873, het zionisme moest nog altijd worden uitgevonden, telt de streek rond Jaffa al 420 sinaasappelplantages met een jaarlijkse produktie van 33,3 miljoen stuks.
Vijfzesde van de oogst wordt naar Turkije en Egypte geëxporteerd.
Na 1875 veroveren de Jaffa-appelsienen, onder die merknaam, de Europese markt.
In een rapport uit 1880 noteert de Britse consul in Jeruzalem dat de beste belegging in Palestina dan de citrusplantages zijn.
In 1886 vestigt de Amerikaanse consul, Henry Gillman in een rapport aan Washington, de aandacht op de geavanceerde enttechnieken van de Palestijnse boeren: “Het zou nuttig zijn dezelfde techniek in Florida toe te passen.” Nog een Brits consul, maar nu in 1893 rapporteert: “De sinaasbomen uit Palestina zijn superieur aan die in de andere kolonies.
Zowel in Zuid-Afrika als in Australië zou men er goed aan doen boompjes uit Jaffa te importeren.”
Wanneer de zionistische kolonisatie vanaf 1900 economisch op gang komt, gaan zij in deze zeer lucratieve citrusbranche investeren, maar zij zullen de Palestijnen niet kunnen onttronen.
Tussen 1922 en 1935 verzesvoudigen de Palestijnen de oppervlakte waarop zij sinaasappels kweken.
Het is pas na de oorlog van 1948 wanneer Israël het land overneemt dat zij de sinaasappelcultuur gaan quasi-monopoliseren. Zij zijn wel verplicht om de oude merknaam Jaffa, omwille van zijn grote naambekendheid, te behouden.
De stad Jaffa dopen zij wel om tot Yafo, de appelsienen blijven hun oude Arabische naam, Jaffa (en de soortnaam shamuti) behouden. Nu bebouwen de joden in Israël 143.500 dunam shamuti, de Israëlische Palestijnen slechts 1.100 dunam. 92% van de export gaat naar Europa.
|