KAPERNAUM

Kapernaüm ligt op 4 km afstand van de plaats, waar de rivier de Jordaan het meer van Galilea binnenstroomt. Kapernaüm was een douanestad op de weg naar Damaskus en tevens de residentiestad van een hoge Romeinse officier.
Kapernaüm was een drukke handelsstad waar kooplieden hun zijde en specerijen brachten uit Damaskus en gedroogde vis en de vruchten van de vlakten van Genesareth mee terug namen.
Nadat de Heere Jezus de eerste aanslag opZijn even overleefd had in Nazareth waar Hij niet begrepen werd, vestigde Hij Zich in Kapernaüm en maakte haar tot zijn tweede vaderstad.
Lange tijd heeft men niet geweten waar Kapernaüm lag, zo woest is het geworden. Nu is Kapernaüm niet meer dan een puinhoop naast de oever van het meer.
In 1905 begonnen twee duitse oudheidkundigen Kapernaüm op te graven. De opgravingen werden voltooid in 1926 door de Franciscanen.
De belangrijkste vondst was de ontdekking van de nu beroemde synagoge. Deze synagoge werd in de 3e eeuw gebouwd op de overblijfselen van de oude synagoge, waarin Jezus geleerd had en waarvan de bouwer was de hoofdman, wiens knecht door Jezus was genezen.
Joodse en Romeinse symbolen zijn in de stenen gekerfd, men heeft de volgende Joodse symbolen gevonden: de Shofar (ramshoorn),
de ster van David,
de menorah (zevenarmige kandelaar),
de ark des verbonds
de palmboom.
De palmboom is een oud Joods symbool voor het land. Waarschijnlijk zijn de kunstig ingekerfde stenen van de eerste synagoge gebruikt voor versiering van de tweede.
Christenen zien en eren in deze ruïnes de stille getuigen die de wonderen van Christus gezien hebben en Zijn leerlingen in de synagoge hebben gehoord.
De Franciscanen zetten hun opgravingen voort, kort geleden hebben zij nog de resten van een 5e-eeuwse kerk blootgelegd, die vermoedelijk over het huis van Petrus gebouwd werd.