Het middeleeuws hart van Westfalen.
Ofschoon er in oorkonden eerst in 836 gewag gemaakt werd van het bestaan van een stad Soest, is het ontstaan van deze stad te dateren in het steentijdperk, toen er reeds een nederzetting was op de plaats waar Soest nu ligt. De “Grandweg” (straat) immers, in het midden van de stad, is ten andere een deel van de oudste handelsweg in Duitsland, zelfs in Europa. De naam heeft evenwel niets te maken met “grand” (groot) maar is afgeleid van “graniet” wat betekent dat het de eerste weg was met een stevige fundering, in tegenstelling met de andere wegen waarvan het oppervlak uit klei of zand bestond en daarom in modder veranderde als het regende. Geschiedkundige hebben ontdekt dat er zich tijdens de Romeinse tijd paalwoningen bevonden op de plaats waar Soest nu is. Zij vonden ook munten en andere voorwerpen van de oude Romeinse cultuur. Er is zelfs beweerd dat de oorsprong van Soest een romeins fort was met name “Laciburgum”.
Eerste stadswal.
De eerste muur of wal die de oorspronkelijke stad omgaf en beschermde werd reed in de tiende eeuw gebouwd. Terzelfdertijd, in het jaar 954, bouwde aartsbisschop Bruno von Köln de St Patrocluskathedraal (Soest oud markatiepunt, gelegen naast de Petri-Kirche). Tijdens die dagen werden de eerste keizerlijke munten gemaakt en gebruikt in Soest. Nadien werden ze gevolgd door aartsbisschoppelijke- en Stadsmunten die in gebruik waren tot 1749.
Eerste Westfaalse stad.
Tijdens de twaalfde eeuw was Soest geleidelijk tot de eerste stad in Westfalen geëvolueerd. Ze was ook de eerste van alle duitse steden die zelf een geschreven wet opstelde, die nadien ook door andere steden werd overgenomen. In het midden van de 12e eeuw had Soest reeds uitgebreide handelskontakten via Schleswig in Noord-Duitsland en Wisby in Gotland, met de havens van de Baltische Zee tot Nowgorod in Rusland. Weldra werd de “Wet van Soest” ook aanvaard en verder uitgewerkt door de jonge nijverheidsstad Lübeck, van dan af bekend al de “Wet van Lübeck” langs de Baltische kust. In het zuiden breidde de Soestse handel zich uit tot Rome, in het westen tot Brugge en tot Londen.
Nieuw bolwerk.
Tijdens die periode was de Soestse bevolking tot zo’n groot aantal uitgegroeid dat de Aartsbisschop het noodzakelijk achtte een nieuwe en grotere wal of stadsmuur te laten bouwen, die telde in het totaal 10 poorten (slechts één ervan, de “osthofentor”, bestaat nog) en 36 torens..De overblijfselen van één van die torens, de “Katzenturm" zijn in de sectie van de Ulricher-Jakobi-Wal te zien.
Soester stadplan
Het grondplan van de middeleeuwe stad Soest is bijna een cirkel, omgeven door wallen of stadsmuren, waarvan heden nog 75% bestaan. Slechts de poorten zijn verwijderd, met uitzondering van de osthofentor.
De rest van de wal werd in de 19e eeuw opgeofferd om voldoende ruimte te maken voor de spoorweglijn met station. Geïntoxiceerd door een geest van vooruitgang schenen de mensen gezagdragers zich weinig te bekommeren om het behoud van oude versterkingen.
Vanuit het centrum van de stad, waar oorspronkelijk de oude “burg” gestaan heeft, leidden de straten naar de wallen zoals spaken van een wiel, alhoewel is het alleen niet in rechte lijn naar wel met veel gekronkel. Kleine huizen van eerder onregelmatige verschijning en bouw staan langs deze straten, met vele gezellige, verborgen tuintjes erachter.
Dit beeld, zoals het zich vandaag aan ons toont, ontstond hoofdzakelijk tijdens de barokperiode in de 17e eeuw. Vooral tijdens de bloeitijd wordt er aan de bezoekers een wondermooi zicht geboden waaraan Soest ook zijn faam en roem dankt. Na de tweede wereldoorlog, toen de stad enorm schade leed, werd Soest heropgebouwd in een stijl die kan beschouwd worden als een succesvolle combinatie van traditionele aspecten en moderne vereisten.
Hoe Soest bezoeken
Er zijn niet veel steden in Duitsland die zo’n onvervalst middeleeuws uitzicht hebben als Soest. Met haar kromme straatjes, omlijste huizen en oude herbergen is het inderdaad een verrukkelijke plaats. Bij een poging om een juiste indruk te krijgen van de stad, kan het als raad gelden een trip te voet te maken. Een wandeling langs de wallen kan geschikt zijn om mee te beginnen. Deze muren of wallen bestaan uit zes verschillende secties, te beginnen aan de “osthofentor" en vervolgens in de richting van de wijzers van de klok. De verschillende secties van de stadsmuur zijn genoemd naar de vroegere poorten die zij verbonden. Zo wordt de eerste sectie “osthofen-thomas-wal” genoemd, vervolgeis de “thomas-grandweg-wal” “grandweg-ulricher-wal” “ulricher-jacobi-wal” “jacobi-notten-wal” en tenslotte “notten-brüder-wal”. Een wandeling langs deze stadswulien is inderdaad zeer aangenaam en neemt niet meer dan vijfenveertig minuten in beslag.
Juist buiten de stadswallen en parallel ermee bevinden zich de de grachten, nu veranderd in mooie wandelwegen, "gräften" gemoemd. Sommige hiervan hebben zeer mooie rustplaatsen en fijne speelplaatsen voor kinderen.
|